Terrassen en traktoren

leestijd
0

leestijd:
± 0 min.

Schrijver Joris van Casteren was te gast tijdens de Flevotop. Hij heeft in opdracht van de provincie een reportage – een literaire impressie van de dag – geschreven.

Achteraf is de provincie gebleken dat niet alle in het stuk genoemde en geciteerde deelnemers zich in het verhaal konden herkennen cq er bezwaar tegen hebben gemaakt met naam genoemd te worden. De provincie neemt deze signalen serieus en wil met de input van de deelnemers op een integere wijze om gaan. Daarom heeft de provincie besloten de namen van de deelnemers aan de gesprektafel te fingeren. Deze namen zijn aangegeven met *.

Terrassen en traktoren
of Het verhaal van Flevoland

door Joris van Casteren

Om elf uur opent een bode de deuren, volk dromt de plenaire zaal binnen. Het is een druilerige zaterdagmorgen in oktober, zo’n honderd Flevolanders zijn uitgenodigd om in het provinciehuis aan de Visarenddreef te Lelystad mee te discussiëren op de zogeheten Flevotop, georganiseerd door drie statenleden, in een dappere poging de veelbesproken kloof tussen burger en overheid te overbruggen.

Onwennig nemen de Flevolanders plaats op fauteuils die gewoonlijk voor statenleden en gedeputeerden zijn gereserveerd, voor laatkomers is er een stek op de publieke tribune.Elisabeth van den Hoogen, oud-verslaggeefster van Omroep Flevoland, fungeert als dagvoorzitster, een taak die zij niet lichtzinnig opvat. Want direct roept zij Leonie Vestering, Statenlid van de Partij voor de Dieren (PvdD) en een van de initiatiefnemers, naar voren om haar aan een stevig verhoor te onderwerpen.

Al deze mensen hebben hun vrije zaterdag voor u opgeofferd, stelt Van den Hoogen. Wat krijgen ze daar nu eigenlijk voor terug? Enigszins overrompelt antwoordt Vestering dat ‘de opbrengst van deze dag’ zal worden ‘meegewogen’ in de omgevingsvisie; een politiek-bestuurlijk document vol langetermijnvisioenen. Is deze bijeenkomst daarmee dan niet veel meer dan een veredelde inspraakronde, wil Van den Hoogen weten. Enigszins getergd zegt Vestering dat deze allereerste Flevotop ‘natuurlijk’ veel meer is dan dat. Want in voornoemde omgevingsvisie, door provincieambtenaren FlevoStraks genoemd, worden zeven thema’s nader uitgediept. En de mensen hier, die zich voor een van de thema’s hebben aangemeld, mogen er straks in groepjes over spreken.

De daaruit voortvloeiende aanbevelingen, verklaart Vestering, zullen eerst in een commissievergadering worden besproken, waarna provinciale staten er in november in een openbare vergadering (‘daarvoor bent u, beste Flevolanders, natuurlijk ook van harte uitgenodigd’) een besluit over zal nemen. Democratischer, kortom, kan het haast niet.

Dan is het mijn beurt, Van den Hoogen wappert met een exemplaar van Lelystad (2008). Dat boek kent iedereen volgens haar vast nog wel. ‘En niet alleen omdat het zo verdomd knap is geschreven.’ Wat kom ik hier doen, vraagt Van den Hoogen. Ik zeg: de provincie Flevoland heeft gevraagd of ik een reportage aan deze top wil wijden, dus vandaar. Om dat voor elkaar te krijgen zal ik één zo’n discussie rondom één zo’n thema – ook wel opgave genoemd – van dichtbij volgen, misschien meng ik mij er zelfs in, al denk ik van niet.

Welke thema kies ik dan? Want je hebt, licht Van den Hoogen toe: landbouw, regionale kracht, ruimte voor initiatief, duurzame energie, circulaire economie, krachtige samenleving en het verhaal van Flevoland. Dan schuif ik bij het verhaal van Flevoland aan. Waarom? Omdat ik benieuwd ben hoe Flevolanders denken over Flevoland. Vinden ze, net als ik, dat de Wieringermeerpolder, die tenslotte deel uitmaakt van het Zuiderzeeproject, van Noord-Holland afgepakt moet worden? En willen ze dat de Markerwaard – dat overgeslagen hoofdstuk uit Lely’s plan – nu eindelijk eens wordt aangelegd? Eisen ze dat kinderen ’s ochtends op school Waar wij steden doen verrijzen, het Flevolands volkslied, zingen?

Een half uur later zit ik aan een ronde gesprekstafel, in een halfopen ruimte naast de plenaire zaal, met uitzicht op een fontein die buiten in de regen stroompjes water de lucht in vuurt. Om mij heen zes Flevolanders, plus een gespreksleider, D66-statenlid Jeroen Kok uit Lelystad, en een notulerende provinciemedewerker.

Dan is er nog Miranda*, weliswaar ook Flevolander, maar aangeschoven in haar hoedanigheid als medewerkster van de Christen Unie te Almere. Ze is gestuurd door iemand van haar partij, om van het hier te berde te brengen ‘eventueel een politieke vertaalslag’ te kunnen maken.

Jeroen Kok legt uit dat er na de sessie van tweemaal een uur enkele ideeën genoteerd zullen worden. Daar zal dan ‘hopelijk’ het verhaal van Flevoland uit te destilleren zijn. We mogen roepen wat we willen, zegt Kok, die voorstelt elkaar te tutoyeren. ‘Het zijn jullie ideeën, ik ga niet zeggen dat ze goed of slecht zijn.’

Direct neemt een heerschap naast mij het woord. ‘Ik ben Henk* en ik ben ridder in de orde van oranje Nassau,’ zegt hij, wijzend op een speldje op zijn revers. Regelmatig, vervolgt deze Henk, spreekt hij in Flevoland gemeenteraden toe, maar ook provinciale staten en zelfs de waterschappen. Ja, hij is een echte luis in de pels, al zegt hij zelf.

Tevens is hij archiefbeheerder van de familie Lely. In die hoedanigheid is hij thans ‘bijzonder druk’, aangezien volgend jaar de Zuiderzeewet honderd jaar bestaat. ‘In dat kader ben ik een en ander aan het opzetten.’ Ook werkt hij aan een biografie over Cornelis Lely, die hij nogal adoreert. ‘Ik bezit alle documenten, zelfs zijn cijferlijsten van de hbs.’ ‘Sorry Henk,’ zegt Kok, ‘het is de bedoeling dat anderen ook aan het woord komen.

Henks buurman steekt van wal: Willem* uit Almere, die op vrijwillige basis rondleidingen verzorgt in de Oostvaardersplassen. Willem zegt het prima te vinden wanneer er hier op de Flevotop nieuwe dingen worden bedacht, maar het gaat hem er vooral om dat bestaande zaken, en dan met name de Oostvaardersplassen, blijven zoals ze zijn.

De politiek speelt vuil spel, volgens hem. Met name over de ontwikkeling van vliegveld Lelystad is hij sceptisch. ‘Er hoeft straks maar één gans in de motor van een jumbo te komen en de Oostvaardersplassen zal de nek worden omgedraaid,’ voorspelt hij.

Willems buurvrouw komt aan het woord: Marga*, die aan het Oostvaardersdiep woont, het minibuurtje naast gemaal De Blocq van Kuffeler, vernoemd naar de ingenieur die volgens haar destijds ‘het werk van Lely’ heeft afgemaakt. ‘Nou, dat ligt toch even wat anders,’ interumpeert Henk, die meteen door Kok wordt afgekapt. Dat buurtje, vervolgt Marga, is een ‘heel cultuurhistorisch stukje’ en wordt ernstig bedreigd ‘door de politiek’, die er, ten behoeve van een verderop gelegen betonvermorzelbedrijf, een overslaghaven zou willen aanleggen. Namens de Vereniging Bewoners De Blocq van Kuffeler, kondigt Marga ferm aan, zal ze er alles aan doen om dat te voorkomen.

Dan is het de beurt aan Truus* uit Emmeloord, met 72 jaar de oudste deelnemer van dit congres. Zij zegt dat het getutoyeer aan tafel, een idee van Kok, haar eigenlijk niet aanstaat. ‘Ik ben van een andere generatie en heb liever dat u mevrouw en u tegen mij zegt.’ Kok, een beetje rood aangelopen, vraagt waarom Truus, die als achtjarige met haar door de Rijksdienst gescreende ouders van Ameland naar Emmeloord verhuisde, naar de Flevotop is gekomen. In de eerste plaats omdat ze vindt dat pubers eens wat meer naar oudere mensen zouden moeten omkijken. ‘Leg dat mobieltje nou eens weg en ga eens koffiedrinken met een bejaarde.’

Verder wordt ze doodziek van ‘allerlei commissies’ die voortdurend in het leven worden geroepen. Neem nou de Poldertoren in Emmeloord, wat daar al niet aan adviezen over zijn uitgebracht. ‘Allemaal gemeenschapsgeld dat over de balk wordt gesmeten!

Naast Truus zit Chantal*, inwoonster van de Almeerse Regenboogbuurt, wat niet zomaar een buurt blijkt te zijn. Hij is namelijk gebouwd op basis van een ‘integraal kleurplan’, waar zowel bebouwing als beplanting op zijn afgestemd.

Chantal is lid van de Stichting Regenboogbuurt Almere en vindt dat haar wijkje een rijksmonument zou moeten worden, dan kan worden voorkomen dat onwetende of ongeïnteresseerde Regenboogbuurtbewoners hun huizen in onjuiste kleuren verven, een ontwikkeling die ‘helaas’ al gaande is.

Bovendien hadden ze dan kunnen meedoen aan Wiki Loves Monuments. ‘Dat is een fotowedstrijd van Wikipedia,’ verduidelijkt ze. Almere heeft wel enkele rijksmonumenten, maar dat zijn allemaal scheepswrakken, en die liggen onder de grond. ‘Dus er is niks te fotograferen, hooguit gras en uitgebloeide paardenboemen.’

Tot slot komt Lelystedelinge Erica* aan het woord, een bescheiden mevrouw die als vrijwilliger bij De Kubus werkt, een centrum voor kunst en cultuur. Ze houdt van de natuur en nam een keer deel aan een rondleiding door de Oostvaardersplassen, die door Willem werd verzorgd. ‘Willem legde toen uit dat ganzen de korte grassprieten eten en koeien de lange,’ zegt Erica. ‘Ho, wacht,’ zegt Willem, ‘het ligt ingewikkelder, want als gewoonlijk is het weer een vies politiek spelletje.

Volgens Willem wil met name de VVD dat er minder grote grazers komen, zodat het gras niet wordt gekortwiekt en er op termijn minder ganzen zullen zijn. ‘Allemaal in het belang van Schiphol dus.

De notuliste deelt viltstiften uit en legt een groot vel papier op tafel. Er staat een boom op afgebeeld, aan elke tak mag straks een idee worden genoteerd. Kok wil eerst iets anders weten: of de gespreksdeelnemers zich wel Flevolander voelen.

Chantal voelt zich eerder Almeerder en Amsterdammer. Ze vindt dat Almere met Amsterdam zou moeten versmelten, een beetje zoals Cergy-Pontoise – met een delegatie van haar stichting bezocht ze die Franse voorstad – in Parijs is opgegaan. Als een buitenlander haar vraagt waar ze vandaan komt zegt ze dat ze in Amsterdam woont. ‘Want als ik Almere noem weet niemand waar dat ligt.’ ‘Dat zou ik dus nooit zeggen!’ roept Truus onthutst. Een vreemdeling zou van haar horen dat ze op de bodem van de zee woont. ‘Drie en halve meter onder AP, en we hebben nooit natte voeten.’ Toch komt Flevoland, bekent ze, ook voor haar niet op de eerste plaats. ‘Mijn hoofdwortel ligt toch nog op Ameland, ik ben en blijf een eilander.’ Volgens Marga is de vraag of zij zich Flevolander voelt niet zo interessant. ‘Het gaat erom dat je je thuis moet voelen op een plek.’ En dat is in haar geval, vanwege de mogelijke komst van die overslaghaven, niet echt meer het geval.

Een warrige dialoog breekt los, waarbij iedereen, behalve de bescheiden Erica uit Lelystad, opkomt voor zijn of haar belangen. Chantal heeft het over een Regenboogbuurtmuseum, Willem eist van alles in het belang van de Oostvaardersplassen terwijl Henk zichzelf nog eens uitgebreid feliciteert met allerlei verdiensten. ‘Het gaat nu de hele tijd over Lelystad en Almere,’ roept mevrouw Truus daar doorheen. ‘De Noordoostpolder wordt nauwelijks genoemd.’

Na de pauze stelt Kok voor een lijst met ‘Flevolandse iconen’ op te stellen, waarop zoals te verwachten Oostvaardersplassen, Regenboogbuurt en het Oostvaardersdiepbuurtje komen te staan, benevens een aantal andere fysieke objecten, waaronder alle dijken, die volgens Henk monumenten op zichzelf zijn.

Truus zou het Landbouwmuseum in Emmeloord willen voordragen, maar helaas is dat al verdwenen: omdat er steeds meer ‘stadse’ types in de Noordoostpolder komen wonen, die terrasjes willen en helemaal niet in ‘agrarische aspecten’ zijn geïnteresseerd. ‘En zo wordt de ziel eruit gesloopt.’ Diezelfde types toeteren volgens haar ook ongeduldig als ze in hun dure auto’s op een polderweg op een traktor stuiten. ‘Dan denk ik: wie moet zich nou aan wie aanpassen?’

Om tien over drie is iedereen weer in de plenaire zaal. Statenleden die andere gesprekstafels voorzaten, vertellen geestdriftig over de aldaar bereikte resultaten; op verzoek van dagvoorzitster Van Hoogen licht ik toe wat er bij ons aan tafel gebeurde.

Nee, tot annexatie van de Wieringermeer hebben wij niet besloten, een politieke beweging die Trots op Flevoland (TOF) zou kunnen heten is evenmin van de grond gekomen. Wat er op het papier met de boom is komen te staan moet u zelf maar lezen. Het echte verhaal van Flevoland, zeg ik, is de reportage die ik schrijf.

Na enkele vrolijke improvisatieacts van theatergroep Wordt Vervolgd breekt in de foyer de borrel los. Wie vertrekt krijgt een goody bag mee. Tot haar ontzetting constateert Partij van de Dieren-statenlid Leonie Vestering dat die goody bag een metworst en een pot runderbouillon bevat. Afgezien van die kleine smet is de Flevotop volgens haar fantastisch goed verlopen.